Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0893

Datum uitspraak2003-11-19
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00755
Statusgepubliceerd


Indicatie

internetberoep; tuftufclub.nl; verzoek om toezending foto; Apparatuur niet correct opgesteld? IJkrapport; De omstandigheid dat tweewielige motorrijtuigen aan de voorzijde niet voorzien (behoeven te) zijn van een kentekenplaat, waardoor geen mogelijkheid bestaat met behulp van fotografische opnamen van de voorzijde van het voertuig een sanctie op te leggen aan de kentekenhouder, indien niet kan worden vastgesteld wie ten tijde van de gedraging de bestuurder was, houdt niet in, dat er sprake is van rechtsongelijkheid.


Uitspraak

WAHV 03/00755 19 november 2003 CJIB 19054450950 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2003 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [plaatsnaam] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van Euro€ 92,-- opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel); meer dan 20 km/h en t/m 25 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 4 september 2002 op de Kanaaldijk ZW te Helmond. 3.2. De betrokkene klaagt erover, dat aan de omstandigheid dat de foto niet is verstrekt op eerste aanvraag van de betrokkene (omdat zij slechts een specifiek op de zaak betreffend verweer kan opstellen, wanneer zij ook zeker weet dat de verweten gedraging de betrokkene betreft) geen consequenties zijn verbonden. Voorts blijkt volgens de betrokkene uit de foto overduidelijk, dat de gebruikte apparatuur onjuist zou zijn opgesteld. Verder klaagt zij, dat de gevraagde opstellings- en kalibratiegegevens niet zijn verstrekt. Tevens twijfelt zij aan de gekwalificeerdheid van de bediener. 3.3. Het hof kan de betrokkene niet volgen in haar visie, dat zij zonder de beschikking te hebben over de foto van de gedraging, niet in staat zou zijn een gemotiveerd en op de zaak betrekking hebbend verweer op te stellen, aangezien de inleidende beschikking zowel ten aanzien van het kenteken van het voertuig, de aard, plaats en tijd van de gedraging voldoende gegevens bevat om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren. Wat daarvan overigens ook zij, nu de betrokkene in de gelegenheid is geweest de stukken in te zien hoeven aan de omstandigheid, dat de officier van justitie voor het inzien en/of verkrijgen van een foto heeft verwezen naar de op de inleidende beschikking genoemde politie-instantie, terwijl op de inleidende beschikking geen duidelijke vermelding van de adresgegevens van de politie-instantie waren vermeld, geen consequenties te worden verbonden. 3.4. Het hof heeft - in navolging van de Hoge Raad - reeds eerder vastgesteld dat het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van een gedraging omschreven in de bij de WAHV behorende bijlage, een criminal charge is als bedoeld in art. 6 EVRM. Dat brengt mee dat de betrokkene aan wie een dergelijke sanctie is opgelegd, op de voet van het tweede lid van dat artikel voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling van de schuld van de betrokkene. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Als een en ander zich niet voordoet, bestaat geen noodzaak tot nader onderzoek. 3.5. De op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, houdt onder meer het volgende in: "Pleegdatum: 040902 Pleegtijdstip: 1023 Pleeglokatie: Kanaaldijk ZW Pleegplaats: Helmond Gecon. snelheid: 71 Toegestane snelheid: 50 Kentekenvoertuig: TXHZ99 De geconstateerde snelheid is het resultaat van een uitgevoerde correctie op de gemeten radarsnelheid, overeenkomstig de richtlijn van de Vecom De gereden snelheid stelde ik vast met behulp van een geijkte en voor de meting geteste en op de voorgeschreven wijze gebruikt verkeersmeetmiddel Gemeten radarsnelheid: 074 Geconstateerde/gecorrigeerde snelheid: 071 De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom Soort radar: Gatso Naam van ambtenaar: Vermeltfoort Rangomschrijving: Buitengewoon opsp. ambtenaar.". 3.6. De betrokkene stelt daartegenover de bewering dat uit de foto duidelijk blijkt, dat de gebruikte apparatuur niet correct was opgesteld. Nu een en ander in geen enkel opzicht uit de foto blijkt, heeft die bewering geen grondslag in het dossier. Het hof is bij die stand van zaken niet gehouden op die bewering gestoelde bezwaren nader te onderzoeken. 3.7. Voor zover het verzoek van de betrokkene tot afgifte van processtukken zich uitstrekt tot stukken die geen deel uitmaken van het procesdossier, zoals stukken betreffende de betrouwbaarheid van het gebruikte meetmiddel geldt het volgende. Geen wettelijke bepaling schrijft voor dat rapporten betreffende de betrouwbaarheid en deugdelijkheid van meetapparatuur deel uitmaken van de stukken van het geding. Op overlegging daarvan kan de betrokkene in het kader van de onderhavige procedure dan ook geen aanspraak maken, noch op grond van artikel 11, vierde lid WAHV, noch op grond van enige andere wettelijke bepaling. 3.8. De betrokkene heeft zich beroepen op rechtsongelijkheid in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats voert zij aan dat de foto van voren is genomen en dat een tweewielig motorrijtuig in een dergelijke situatie geen beschikking zou hebben gekregen. In de tweede plaats wijst zij erop, dat bij diverse parketten een termijn van 16 weken als een redelijke beslissingstermijn wordt beschouwd en dat een beslissing na 36 weken "dus ruimschoots over de redelijke termijn" als strijdig met de rechtsgelijkheid zou moeten worden beschouwd. 3.9. Voor zover is bedoeld aan te voeren dat de beslissing van de officier van justitie te laat zou zijn genomen mist de klacht feitelijke grondslag. Voor zover daarmee is bedoeld, dat daaruit volgt, dat de beslissing van de kantonrechter binnen 36 weken na het initiële beroep niet meer binnen een redelijke termijn is gevolgd, mist de klacht elke grond. 3.10. De omstandigheid, dat tweewielige motorrijtuigen aan de voorzijde niet voorzien (behoeven te) zijn van een kentekenplaat, waardoor geen mogelijkheid bestaat met behulp van fotografische opnamen van de voorzijde van het voertuig een administratieve sanctie op te leggen aan de kentekenhouder, indien niet kan worden vastgesteld wie ten tijde van de gedraging de bestuurder was, houdt niet in, dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Immers, het enkele feit, dat bepaalde gedragingen wel kunnen worden geconstateerd en andere niet, betekent niet dat voor tweewielige en vierwielige motorvoertuigen ten aanzien van snelheidsovertredingen als de onderhavige andere normen zouden gelden. Alleen dan zou sprake zijn van schending van het beginsel, dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld, wanneer zonder (juridisch) geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het met betrekking tot gedragingen als de onderhavige geldende beleid. Gesteld noch gebleken is dat daarvan in casu sprake is. 3.11. De beslissing van de kantonrechter dient derhalve te worden bevestigd. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.